Groen, ruig en vriendelijk Flores


Flores lag volledig in de wolken toen we dit eiland aanliepen. We konden het vaag ontwaren op 20 mijl afstand. Pas dichterbij gekomen zag je hoe hoog het was (900 meter) en hoe groen en ruig. De kust loopt steil omhoog, maar bevat ook kleine strandjes met zwart vulkanisch gesteente. Op de groene glooiende hellingen zien we diverse plaatsjes liggen met witte huizen en rode daken. Het eiland is niet groter dan 17 km lang en 12 km breed en heeft minder dan 4000 inwoners.


De haven van Laies is prachtig als we hem op drie juni aan lopen terwijl we het dorp tegen de glooiende helling zien liggen. Eenmaal binnen aan de steiger ontmoeten we ook de havenmeester. Wat een ontzettend vriendelijke en gemoedelijke man is dat. Omdat het een kleine haven is raken we heel makkelijk met de andere zeilers in gesprek en is de haven net een klein en heel gezellig dorpje.

We ontmoeten hier ook de boot “Selkie”, met een Ierse familie aan boord, met een meisje van 6 en een jongen van 11. Die vragen of Wouter en Myrthe zin hebben om te komen spelen. Myrthe en Wouter hebben 2 weken zo op elkaars lip gezeten, dat wij denken dat dat heel leuk is. De kinderen denken daar echter anders over en hebben in eerste instantie nog geen zin. Pas twee dagen later na enige stimulans van ons, en nog een uitnodiging van de Selkie, gaan ze samen spelen en komen helemaal enthousiast terug. Erg leuk dat het goed klikt, want de Selkie vaart net als wij richting Cork in Ierland.

De dag van aankomst rommelen we wat op de boot en in de haven, voeren ons afval af (3 kleine vuilniszakken voor 15 dagen) en proberen voor de volgende dag een auto te huren. In de avond gaan Roelof en de kids vlak bij in de snackbar een hapje eten. Het is een verrassing hoe weinig het hier kost (1 euro voor een koffie of bier en 1 euro voor een patatje). Omdat ik in de oversteek zo gewend ben om om 20.00 uur naar bed te gaan, val ik ook nu heel snel in slaap. Ik sla het avondeten dus maar even over. Wel horen we die nacht gekke geluiden buiten, het blijken meeuwen te zijn, die in de nacht terug komen en tegen de berghelling zitten. Ze maken een bijzonder geluid, net alsof ze neusfluitjes hebben (aue-aue-aue). Nog nooit eerder gehoord. En in de ochtend als de zon opkomt zijn ze alweer verdwenen en hoor je ze niet meer.

De volgende ochtend wandel ik het dorp Laies in op zoek naar de supermarkt. Wekelijks wordt er vers aangevoerd en het schip is gisteren net geweest. Mooi om wat fruit aan te vullen en een vers brood en wat zuivel. Ik heb niet eens veel nodig, want ik heb nog steeds groenten en fruit van Bermuda.
Het is leuk om de berg een stuk op te wandelen. Er staan prachtige bomen, die net in bloei staan en helemaal rood zijn en gonzen van de bijen. En de mensen hier zijn werkelijk zo ontzettend vriendelijk. Terug krijg ik ook direct een lift aangeboden en wordt ook hulp aangeboden, voor het geval ik nog was heb. Zo heb ik het nog niet eerder meegemaakt.

Als ik terug kom heeft Roelof al een auto geregeld en gaan we snel op pad. We rijden over diverse weggetjes en stoppen onderweg bij alle mooie uitzichtpunten en dorpjes. Aan de zuidkant van het eiland is ook een wandelroute die helemaal naar beneden loopt naar het strand. Het is een erg leuke route en wij lopen het fraaie stuk langs de rotsen langs de kust tot we een mooi uitzicht hebben op het strand en lopen dan weer terug naar boven.

We zien de Rocha das Bordoes, een prachtig punt in het lava gesteente wat net op een stel orgelpijpen lijkt. Dan rijden we door naar Poco da Alagoinha, een groene rots met meerdere watervallen die uitkomen in een meertje. Als je daar beneden staat en de spiegeling van de rotswand in het meertje zien en een sterntje dat nog wat probeert te vissen, wordt je daar echt stil van.

We kijken ook nog bij een hele oude watermolen, die nog steeds werkt. De dame die alles regelt laat ons onder het huis ook het molenrad zien en we krijgen zelfs nog wat maismeel mee, om pannenkoeken van te bakken. De molen dateert van 1862. Grappig dat het nog steeds functioneert.

Dan rijden we naar een dorpje Aldeia da Cuada, waar de tijd stil is blijven staan. De huizen zijn gebouwd van stenen uit het lava gehakt en het is er een bloemenweelde. Daar is ook een café en we drinken een heerlijke cappuccino.

Dan rijden we dwars door de bergen van Flores heen en komen langs enkele prachtige meren die bovenop in de krater van de oude vulkaan liggen. Het ene meer ziet er zwart uit, het andere blauw en het volgende groen. Het is niet te geloven die kleuren en de mooie uitzichten.

Daarna is de dag eigenlijk al zo goed als om en is het tijd voor een hapje eten. We rijden terug naar Laies en gaan naar het restaurant, wat ons is aanbevolen door de Elida 6 (zeiljacht waarmee we op weg naar de Azoren steeds contact hadden). Het restaurant heet Casa do Rei een stukje buiten Laies. We worden heel vriendelijk ontvangen en het ziet er huiselijk gezellig uit. Voor de kinderen hebben ze zelfs een speelhoek ingericht. We eten heerlijk en alle groenten verbouwen ze zelf. Voor de kinderen is het een feestje, omdat de gastvrouw veel aandacht schenkt aan de kinderen en leuke kinderglazen gebruikt en de etensborden versiert met snoepjes. Top, aanradertje dus.

Als we daarna terug zijn in de haven is helaas het weer aan het veranderen. Een donkere wolk komt steeds verder over de berg heen onze kant op. Dat is jammer, want het is een feestavond in Laies. Er is een processie, waarbij één van de beelden uit de kerk -die langs alle kerkjes op het eiland is geweest- weer terug komt in de kerk van Laies. Het is zo’n speciale gelegenheid dat de mensen een hele loper van bloemen hebben gelegd door de hele straat. Het ziet er prachtig uit, maar helaas blaast het een beetje uit elkaar door de windvlagen onder een donkere wolk die er overwaait. En net als het beeld arriveert regent het ook nog, waardoor alle kaarsjes langs de loper uitgaan. Maar de mensen deert het niet, het is hun feestje en het is een mooie optocht. Daarna gaan ze in de kerk zingen. Een gedeelte luisteren we, maar dan laten we hen rustig met hun eigen feest. Het was al een cadeautje dat we dat een stukje mochten meemaken.

De volgende ochtend hebben we de auto nog tot 12 uur. Wij springen dus vroeg uit bed en rijden naar Santa Cruz aan de oostzijde van Flores. Daar waren we nog niet geweest. Hier was vroeger de jachthaven, maar het is zo rotsachtig en smal, en zonder steigers dat je hier nu echt niet meer wil liggen met een jacht. Maar wat bijzonder is, is het walvismuseum in de oude walvisfabriek, waar de walvisolie werd vrijgemaakt en bewaard. Het is naar om te zien hoe er op walvissen is gejaagd in het verleden. Maar het vertelt zo veel over de karakters van de mensen en hun voorouders hier. De walvisvaart was namelijk niet ongevaarlijk, vroeg veel geduld en vooral moed en was hard werken, omdat de walvissen zo stil mogelijk via roeiboten werden benaderd (terwijl het niet eens veel verdiende). De mensen hier op de Azoren en Kaapverden waren hier zo ontzettend goed in dat ze over de hele wereld beroemd werden en overal op de walvisvaart de schippers werden. Je ziet ook dat ze heel trots zijn op die periode en hun vaardigheden. Ze jaagden op potvissen, want die hebben heel veel olie in hun hoofd. Uiteraard hebben ze zo veel olie in hun hoofd, omdat ze heel diep duiken voor hun eten (1000 meter) en daar is geen licht en “kijken” de potvissen door middel van echo. De olie in hun hoofd is om de echo’s op te vangen. En zoals wij het geluid van tikken op glas kunnen onderscheiden van bijv. dat van tikken op een rots, zo herkent de potvis onder water ook de geluiden via echo.

Als de potvis onder water duikt dan komt zijn staart boven en duikt hij echt verticaal naar beneden. Hij kan wel een uur onder water blijven. Maar daarna moet hij weer lucht happen en komt hij weer boven en dat is meestal niet ver van waar hij eerst was. Je ziet dan 5 keer per minuut zo’n enorme spuit de lucht in gaan, wat verraad waar hij zich dan weer bevind. Zo werden ze vanaf land gespot en gingen de walvisvaarders er achteraan. De walvisjacht heeft in de jaren zestig zijn top gekend op de Azoren en is medio 1980 ingestort onder andere omdat de vraag naar levertraan (uit walvisolie) verdween (en uiteraard ook omdat er een verdrag is gekomen om walvissen te beschermen). Gelukkig maar, want als je ziet hoe de dieren werden geharpoeneerd en daarna met veel pijn vochten voor hun leven, is dat niet meer te verkopen. Het enige wat dan nog positief is aan de fabriek is dat werkelijk alles van de walvis van kop tot straat werd gebruikt voor zeer verschillende doeleinden. Dus geen verspilling van het dode dier. Gelukkig bieden in deze huidige tijd de walvissen, die vooral langs de Azoren zwemmen (koud diep water met veel krill) een mooie attractie voor de toeristen. Er zijn per eiland enkele bedrijven die walvis en dolfijnen tours maken. Het valt op dat het juist de kleinere bedrijfjes zijn die het belang inzien van afstand houden, met maximaal 3 boten binnen 150 meter varen en minimaal op 50 meter van een walvis en veel respect voor de dieren hebben. Zij halen tijdens hun tour ook plastic, touwen en andere troep uit het water als dat wordt gezien. En er worden tijdens dit soort tours ook biologische registraties (wetenschappelijk onderzoek) gedaan en foto’s gemaakt van de staartvin (vingerprint) en dergelijke om de migratie rond de Azoren in kaart te brengen. Het is leuk om zelf (maar ook voor de kinderen) meer over walvissen te leren. En we weten nu ook dat de vinvissen nu verder naar het Noorden trekken en we er niet veel meer zullen zien rond de Azoren (is al relatief laat om ze nog te treffen), terwijl de potvissen het hele jaar rond hier kunnen verblijven.


Tja en na het indrukwekkende walvismuseum rijden we snel terug naar de haven. We doen nog even snel snel boodschappen en dan is het alweer twaalf uur en moeten we de auto inleveren. Even later komt de Ojala binnenvaren, mooi voor de depressie en met de mast keurig vastgesjord met dyneema-lijn waar de stag is gebroken. Zo fijn om Anna en Maarten weer te zien en we hebben lekkere toast en croissants voor ze. En we horen al hun belevenissen van de oversteek.
Die dag bereiden wij ons voor om de volgende dag te vertrekken. We mogen van de Distant Shores II de pilot boeken van Schotland en Ierland overnemen. Dat is super, want die hadden we nog niet. En ze hebben nog goede tips meegegeven wat leuke plekjes zijn om te bezoeken en het Crinan kanaal waar je door kan varen.
Die avond eten we samen met Anna en Maarten bij Braia du Mar in het plaatsje Laies. Ongelofelijk lekker gegeten met 6 personen voor 50 euro. Dat is zo goedkoop vergeleken bij Bermuda, dat we het bijna niet kunnen geloven.
Die nacht klimmen we op tijd uit bed, want de Batjar komt om 02.00 uur binnen. Knap schipperswerk in het donker met de rotsen vlak bij de haveningang. Ook zij zijn blij dat ze er zijn. En de volgende ochtend komt de Sark binnen. Het wordt bijna een NL invasie. Maar fijn dat ze veilig binnen zijn en dat wij ze nog even gesproken hebben voordat wij diezelfde ochtend (6 juni) doorvaren naar Horta op het eiland Faial.

Land in zicht!

Land in zicht! Tenerife
Na 118 uur varen (4,5 dagen, waarvan helaas toch 30 uur op de motor) zijn we zaterdagochtend 25 oktober bijna bij Tenerife. Tenminste we varen om 6.00 uur in het donker zo langzaam mogelijk naar de haven bij de hoofdstad Santa Cruz (noordoosten van het eiland). We zijn nu zo ver naar het westen, dat het hier nog later licht wordt. We proberen met licht de haven in te lopen. Roelof roept keihard: “Land In Zicht” naar binnen. En nog geen seconde later stuiteren de kinderen uit bed naar buiten en zijn helemaal uitgelaten dat dit voor ons Tenerife is.

Afgelopen nacht was er weinig wind. Maar net kwam er toch even wind opzetten. Ik had de wacht en besloot om toch maar te gaan zeilen. Helaas werd Roelof, schipper in hart en nieren, daar toch wakker van en kwam buiten eens poolshoogte nemen of alles goed verliep. En ook al was het minder dan 2 BFT (8 knopen wind), we waren zo gewaarschuwd voor de windacceleraties langs de Canarische eilanden, dat we toch 2 riffen in het grootzeil zetten. Volgens de pilot kan er in zo’n acceleratie zo’n 10-15 knopen wind (3 BFT) extra bij komen. Maar helaas, de wind valt weer weg naar 2 knopen en nix + nix, weet Wouter zelfs, dat is nix.

Terwijl we in het donker langs Tenerife varen, kijken we onze ogen al uit. Wat een enorme bergen. We varen langs grote tankers die hier voor anker liggen. Twee grote cruise schepen zijn net voor ons langs gepasseerd, en door een pilotboot de haven in gebracht, waar wij zo ook vlakbij moeten zijn. Roelof en ik hadden op de plotter gekeken naar de AIS-vector, en we hadden een verschil van mening, waar het cruiseschip naartoe zou gaan. Doet mij erg goed dat ik heb gewonnen; ook al weet Roelof veel beter hoe die vectorlijn werkt, het cruiseschip veranderde van koers en deed wat ik voorspelde. YES. Ik heb zin in taart.
Auditorium Santa Cruz op Tenerife
Even later passeren we een bijzonder wit futuristisch gebouw uit 2003, wat het auditorium blijkt te zijn. Het is door de architect Santiago Calatrava Valls bedacht. Hij maakt veel gebruik van natuurlijke vormen en natuurlijke materialen, dus vulkanisch gesteente op de Canarische eilanden. Dit theater ligt bij de ingang van de haven en heeft de vorm van een zeil. Het doet mij een beetje denken aan het Sydney Opera House in Australië. Daarachter liggen minder fraai enkele boorplatvormen in de haven, en er drijft veel troep, plastic, maar ook wortels van riet of iets dergelijks.
Even later liggen we in de haven aangemeerd en kunnen we heerlijk douchen (alhoewel we onderweg nog wel een Atlantische oceaandip hebben genomen, aan het zwemtrapje achter de boot, toen het windstil werd; best eng idee om 3000 meter water onder je te hebben!).

Tijdens de oversteek vanuit Marokko hebben we zo genoten van onze sociale contacten op de ssb-radio met ons Nederlandse Netje. We hadden werkelijk contact met iedereen, van Madeira tot en met Lagos in Spanje en Rabat en Agadir in Marokko. Iedereen was onderweg en aan het profiteren van het weergat met een rustige zee, en wind uit het noorden. En het was zo heerlijk om steeds even te horen hoe het met de anderen ging. We zagen zelfs op 180 mijl afstand de Antares varen op de AIS en wisten zelfs via de marifoon contact te leggen. Bijzondere omstandigheden qua atmosfeer moeten dat zijn geweest.. Met enige weemoed bedachten we dat we de andere Nederlanders nu wellicht even niet meer zullen zien. Enkelen zijn naar Agadir en enkelen naar Lanzerot. Maar wij wilden profiteren van een iets gunstigere windhoek met het zeilen en willen iets meer opschieten, en hebben gekozen voor Tenerife. We willen toch nog steeds graag naar Dakar (Senegal) en Gambia en waarschijnlijk wordt het toch pas na kerst dat we vanaf de Kaapverden naar Suriname kunnen oversteken.